De gewelfschilderingen

De beschilderingen van de eikenhouten plafonds zijn de oudste in Nederland. Het stadsbestuur van Enkhuizen gaf in 1484 aan een onbekend gebleven kunstenaar de opdracht het houten tongewelf te beschilderen met verschillende verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament. In 1485 werden de schilderingen aangebracht: tweemaal elf paren. Ook de vijfzijdige absiden die de beide beuken afsluiten werden beschilderd. Totaal 1300 vierkante meter! De schilderingen vormen een vertellende reeks op basis van typologieën. Een typologie is een combinatie van een episode uit het Nieuwe Testament met een voorafbeelding, dat wil zeggen een overeenkomstige scene uit het Oude Testament. Bijvoorbeeld, de doop van Naäman in de rivier de Jordaan uit het oude Testament werd geplaatst tegenover de doop van Christus uit het Nieuwe Testament.

De typologische reeksen zijn geschilderd naar voorbeelden van middeleeuwse blokboeken (een drukvorm waarin tekst en afbeelding op een houten plank uitgesneden was): de Biblia Pauperum (armenbijbel), maar vooral ook de Speculum Humana Salvationis (Spieghel der menselijke Behoudenissen). De houtsneden uit deze in 1483 in het Nederlands vertaalde ‘middeleeuwse bestseller’ hebben de kunstenaar(s) in Enkhuizen zeker tot voorbeeld gediend. De voorstellingen, in een strak kader geplaatst en omlijst door ornamentele bladmotieven doen denken aan miniaturen. De schilderingen zijn direct op het eikenhout aangebracht met temperaverf, waarvan alleen nog de kleuren wit en rood herkenbaar zijn.

In 1608 vond er als gevolg van de Reformatie een ‘verlate Beeldenstorm’ plaats en werden de schilderingen met gele verf weggewerkt. In eerste instantie werden alleen de afbeeldingen overgeverfd en niet de randen, maar later werd het gehele plafond wit en ook wel blauw geverfd. Eerst in 1903 leest een van de kerkvoogden, de heer J.W. Lakeman, het boek ‘Historie der vermaerde See- en Koopstadt Enkhuisen’ van Geraardt Brandt met daarin de aantekeningen van Blaeu-Hulk, een bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie. Daarin wordt melding gemaakt van de Bijbelse taferelen. Men laat daarom een proef nemen met het verwijderen van de verflagen. Deze werden met behulp van een schraapijzer voorzichtig weggekrabd door de Enkhuizer huisschilder Simon Vijselaar.

Er vond een restauratie plaats tussen 1910 en 1918 o.l.v. J. Six; er werd besloten niets bij te schilderen, maar de overblijfselen door lak en was beter zichtbaar te maken. In 1960 brengt men er retouches en een vernislaag op aan. Deze retouches zullen bij de volgende restauratie ongedaan gemaakt worden daar ze van zeer slechte kwaliteit zijn.

In 2005 is o.l.v. de heren W. Haakma Wagenaar en E. van den Brink begonnen aan de restauratie van een gewelfschildering van Naäman in de noordbeuk. De planken van dit paneel zijn gedemonteerd en schoongemaakt. De vernis- en laklaag is verwijderd en dankzij een retouche is de afbeelding beter zichtbaar. Deze proefrestauratie zal mogelijk als voorbeeld dienen voor de restauratie van de andere schilderingen in het gewelf.

 

Het verhaal van Naäman (2 Kon. 5)

Naäman, een legeroverste van de koning van Aram, succesrijk veldheer keert als overwinnaar in zijn land terug, met buit beladen. Zijn vrouw heeft er een Hebreeuws dienstmeisje aan overgehouden, tijdens een veldtocht in Israël geroofd. Dan slaat het noodlot toe, hij wordt melaats. Rampspoed over hem en zijn huis, iedereen klaagt ach en wee. Behalve het slavinnetje uit Israël: ‘ach, bevond mijn heer zich maar voor het aanschijn van de profeet in Samaria, dan zou die hem van zijn melaatsheid afhelpen!’

Naäman gaat naar zijn koning en vertelt hem van de dienstmaagd en over de profeet die hem beter kan maken. Hij krijgt van de koning een aanbevelingsbrief voor Israëls koning, evenals tien talenten zilver, zesduizend sikkels en tien bovenklederen. Geen aanbevelingsbrief voor Israëls profeet, de koning van Aram weet niet beter dan dat een profeet in dienst is van de koning. “Met deze brief stuur ik mijn dienaar Naäman naar u toe, om door u van zijn huidvraat (melaatsheid) te worden genezen.”

Israëls koning scheurde zijn kleren. Hoe zou hij over leven en dood kunnen beslissen. Hij vreest een sluwe zet om zijn land te kunnen veroveren. Naämans komst blijft niet voor Elisa, de profeet verborgen. Hij zegt de koning: “Laat die man bij mij komen, dan zal hij merken dat er in Israël een echte profeet woont.” Dan komt Naäman aan, met zijn paardenspul en zijn wagenpark, Elisa zendt tot  hem een bode en laat zeggen: ga heen, en was u zeven keren in de Jordaan, dan keert uw vlees aan u terug en bent u rein! Dit was natuurlijk te veel voor een groot man als Naäman. Hij werd behandeld als een kleine jongen. Hij zou trots en eigenwaan moeten afleggen, zijn uniform en zijn koninklijke onderscheidingen.

Naäman had zijn ontvangst anders voorgesteld. Hij had gedacht dat hij met alle eerbetoon behandeld zou worden en dat Elisa met zijn handen over de zieke plekken zou strijken. Echter, Naäman doet uiteindelijk wel wat van hem gevraagd wordt. Zijn dienaren halen hem over het toch te doen, omdat onderdompelen in de rivier zo eenvoudig is. Een kind kan het! Hij laat zich zevenmaal onderdompelen: en zijn vlees keert terug, als het vlees van een kleine jongen en hij wordt rein. (2 Koningen 5 1-19). Ontleend aan Het verhaal gaat van Nico ter Linden.